WIE HOUDT VAN RETRO-ELECTRONICA DIE NIET VERZANDT IN CLICHEMATIGE SEQUENCERPARTIJEN EN BIJEENGEHARKTE MELLOTRONAKKOORDEN, KAN ONMOGELIJK OM GERT EMMENS HEEN. ZIJN BASIS IS DAN WEL DE ‘KOSMISCHE BERLINER SCHULE’ ZOALS DIE IN DE JAREN 70 WERD GEPIONIERD DOOR TANGERINE DREAM EN KLAUS SCHULZE, MAAR MET ZIJN VEELZIJDIGE MUZIKALE ACHTERGROND, ZWIERIGE SOLO’S, EN LICHT ROMANTSICHE INVALSHOEKEN ONDERSCHEIDT DE NEDERLANDER ZICH VAN DE BULK ‘ZOLDERMUZIKANTEN’ DIE SYNTHESIZERTAPIJTEN PER STREKKENDE METER AFLEVEREN. DAARNAAST WERKT HIJ REGELMATIG SAMEN MET ANDERE GROTE NAMEN BINNEN DE ELEKTRONISCHE MUZIEK. MUSICOPHILIA.NL STRIKTE GERT VOOR EEN UITGEBREID INTERVIEW OVER ZIJN SUCCESVOLLE CARRIÈRE DIE DOOR ALLERLEI OMSTANDIGHEDEN PAS LAAT OP GANG KWAM.

Je bent van oudsher een klassiek getraind organist, maar waarom maakte je eind jaren zeventig de overstap naar drummer in bands?
“Ik denk dat ik qua muziek maken de genen van mijn vader heb. Hij speelde orgel, zong in een koor, maar heeft ook saxofoon, klarinet en als tiener slagwerk bij de fanfare gespeeld. Ik ben de jongste van drie kinderen en de enige die op jonge leeftijd interesse toonde in wat mijn vader muzikaal deed. Vanaf het moment dat hij dat doorkreeg, heeft hij me gestimuleerd in alles wat met muziek maken van doen had. Zo werd ik al op jonge leeftijd naar de muziekschool gestuurd om klassiek orgel te leren spelen. Wij hadden een orgel in de woonkamer. Die lessen en het repeteren was…achteraf…te vroeg, denk ik. Ik was liever met vriendjes aan het spelen dan elke dag een half uur achter het orgel repeteren. Na drie jaren mocht ik stoppen. Ik heb wel nog steeds plezier van de theorie die ik toen opstak. En noten kunnen lezen heeft ook zo z’n voordeel.”

“Nadat ik tussentijds de interesse in het orgel verloren had, ontstond de belangstelling voor het drummen. We hadden geen drumstel in huis. Ik verzamelde de oude waspoedertrommels van mijn moeder, zette die op zolder ondersteboven en drumde met de breinaalden van mijn moeder. Kennelijk had mijn oudere broer met me te doen, want hij gaf me op een dag een paar echte drumstokken. Er kwam een oud platenspelertje bij de trommels te staan en ik drumde mee met de singeltjes die werden gedraaid. Weer was het mijn vader die er een rol in speelde, want hij zag voldoende talent om een drumstel voor me aan te schaffen. Ik zal toen een jaar of veertien, vijftien geweest zijn. Toen in de jaren zeventig de elektronische muziek opkwam, raakte ik daardoor gebiologeerd. We hebben het over ‘Timewind’ van Klaus Schulze, ‘Ricochet’ van Tangerine Dream, ‘Heaven and Hell’ van Vangelis, ‘Autobahn’ van Kraftwerk en ‘Oxygene’ van Jean Michel Jarre. Dus, ik kroop weer achter het orgel en probeerde alles na te spelen wat ik op die platen hoorde. Vanaf dat moment…rond 1975…ging het orgel spelen en drummen samen. Ik ging ook op drumles en had later het geluk dat ik mijn verplichte diensttijd als fulltime muzikant bij de Johan Willem Friso Kapel mocht doorbrengen.”
“Op een dag werd er aangebeld. Het was een jongen die een straat verder woonde en die mij altijd hoorde drummen. Die dingen maken nogal herrie en ik sla behoorlijk hard. Hij was een band aan het oprichten en was zoekende naar een drummer. Van het één kwam het ander. Was ik zomaar ineens drummer in een band. Zodra ik er de centen voor had, kocht ik een portable Farfisa-orgel, een Elka e-piano, een Siel string-synthesizer en de Yamaha CS-10 synthesizer. Ik ben vanaf dat moment zowel drummer als toetsenman geweest in een flink aantal bands. Soms met drums en een paar keyboards ernaast, zoals later in dat eerste bandje. Er waren in elk geval drie bands waarvan ik zowel de drummer als de toetsenman was.”
De Yamaha CS-10 was je eerste synthesizer. Hoe kwam je aan dat ding?
“Ik was al een groot liefhebber van synthesizers. Voor de aanschaf van muziekinstrumenten moest ik naar Assen, want ik woonde in een dorpje daar niet ver vandaan. Of nog beter: Groningen, maar dat was wel een stuk verder weg. In een orgel- en pianozaak in Assen stond een Yamaha SY-1 synthesizer op een orgel te verstoffen. Men was zo vriendelijk om toe te staan dat ik het apparaat uitgebreid ging verkennen. Ik vond het een geweldig apparaat. Maar toen kwam er een test van de Yamaha CS-10 in het blad Music Maker en die zag er indrukwekkender uit dan die SY-1. Helemaal zwart en al die knoppen! Dus, bij de orgelzaak dan maar een CS-10 besteld. Men vond het nogal amusant, geloof ik. Er had nog nooit iemand bij hun een synthesizer besteld. En misschien daarna ook niet meer. Tegenwoordig zou ik de SY-1 kiezen. Die heeft mijn inziens veel meer karakter, maar dat is persoonlijk.”
De biografie op je website laat enkele foto’s zien van jouw achter synthesizers in de jaren ’80. Waar en wanneer werden die gemaakt en was je toen al een beetje soloartiest?
“Soloartiest in die zin, dat ik thuis muziek maakte die absoluut niet geschikt was om in een [rock]band te spelen. Ik had twee taperecorders en experimenteerde met het dubben van tracks. Het was een allegaartje van stijlen, maar veel geïnspireerd op destijds populaire elektronische muziek. Veel van die nummers heb ik bewaard. Op de oudste foto zie je een Elektor Chorosynth die een vriend voor me had gebouwd. Hij heeft ook een Elektor Formant voor me gebouwd, maar die zie je niet op de foto. Daaronder een Korg 700, tweedehands gekocht in een zaak in Groningen. Ik kan niet goed zien wat daar onder staat, het zou de Korg PE-1000 kunnen zijn. Op de andere foto, genomen tijdens een optreden, zie je een ARP Odyssey, een Yamaha SK50D en een Roland Jupiter-4. Allemaal tweedehands aangeschaft, want ik had het geld niet om nieuwe spullen te kopen. Vooral die Roland Jupiter-4 zou ik graag nog eens weer willen hebben. Maar die kosten tegenwoordig een fortuin.”

Vanaf eind jaren 80 t/m 2004 zat je met ene Peter Leijdsman in een fusionproject dat uiteindelijk leidde tot trancemuziek. Wat waren dat voor projecten?
“Peter en ik hebben elkaar in 1989 ontmoet in een band die fusionmuziek speelde. We werden goede vrienden. Toen de band werd ontbonden, zijn we samen verder gegaan. Peter speelde bas, ik toetsen en we gebruikten een drumcomputer. Het begon qua muziek als een verlengde van die fusionband, maar we gingen steeds meer eigen nummers maken waarbij de nadruk begon te verschuiven naar nummers waar in feite alles mogelijk was. Een aantal van die nummers hebben we op ons album ‘Decade’ gezet. Peter was op gegeven moment wel klaar met basspelen en wilde gaan experimenteren met softsynths en zo. Hij schafte Reason aan, een Novation Supernova en nog wat hardware, en begon veel basistracks te maken. Die basistracks nam hij dan mee naar mijn studio waar we ze gingen uitwerken tot complete nummers. Qua stijl had het niets meer te maken met de muziek toen Peter nog bas speelde. We hadden een project met de destijds populaire lounge muziek en een project dat meer trance georiënteerd was, met uitstapjes naar meer rustige stijlen van moderne elektronica. Peter heeft zijn interesse in muziek maken langzaam verloren, maar de deur blijft openstaan. Ik geloof dat onze laatste track dateert uit 2006.”

Fusion is heel wat anders dan prog- en elektronische muziek. Ik neem aan dat je die muziek aantrekt. Hoe belandde je in die band?
“Het verschil tussen fusion en prog is mijn inziens niet zo heel groot. Er is ook wel overlap tussen beide stijlen. In de eerste plaats zijn het allebei vrij technische stijlen van muziek maken. Het gelijknamige debuutalbum van U.K. is een prachtig voorbeeld van het bijna naadloos samensmelten van beide stijlen. Van eigen bodem zijn de eerste platen van Solution een mooi voorbeeld. Ik pas ook fusioninvloeden toe in de elektronische muziek die ik maak. Met name in de solo’s. In de titeltrack van mijn laatste album ‘On The Edge Of Nowhere’ zit een solo die nauwelijks anders dan een typische fusionsolo uitgelegd kan worden. Muzikaal gezien word ik graag uitgedaagd, in die zin dat ik het niet erg vind om op de grens van mijn muzikale kunnen te opereren. Het is leerzaam en het prikkelt. De fusionband waar we het over hebben ontstond eigenlijk uit een gezamenlijke behoefte van de gitarist, die trouwens de gitarist uit het allereerste bandje was, en ik. In het beginstadium speelden we moeilijke covers van Yellow Jackets en Koinonia enzo.”
In verhouding heeft het best lang geduurd voordat iemand die zo verknocht is aan synthesizers en beïnvloed werd door Klaus Schulze zijn debuutalbum lanceert [‘Elektra’ 1999]. Gaf het winnen van de Alfa Centauri Composing Contest in 1997 de doorslag? Achteraf duurde het nog twee jaar voordat het album verscheen.
“Ik was gewoon heel lang niet geïnteresseerd in elektronische muziek. Van pakweg 1984 tot 1995 lag de focus meer op prog, fusion en sommige pop en rock. Ik heb in die elf jaar geen enkele plaat met elektronische muziek gedraaid of gekocht en wist anno 1995 niet eens of de scene nog wel bestond. Via een advertentie in Music Maker kwam ik in het bezit van een Korg 800-DV synthesizer. Daar moest ik 550 gulden voor neertellen. Ik had op dat moment alleen nog maar digitale synthesizers…de Yamaha DX7 en zo…die op dat moment veel meer populariteit genoten dan dat oude spul dat vaak nog monofoon was en bovendien geen MIDI had. Die oude synthesizers bleken een feest van herkenning en de hernieuwde nieuwsgierigheid in elektronische muziek werd gewekt. De scene bleek inderdaad nog te bestaan. Er werden festivals georganiseerd en albums met elektronische muziek werden nog steeds uitgebracht. Ik werd lid van Alfa Centauri, een club voor liefhebbers van elektronische muziek met tevens een eigen label: Quantum Records. Ik wilde ook weer elektronische muziek gaan maken, maar zat zo vast in het maken van andere stijlen dat het jaren duurde voordat ik uiteindelijk de stijl vond die ik wilde. Zowel ‘Elektra’ als ‘Asteroids’ zie ik als overgangsalbums. De Alfa Centauri Contest was in mijn ogen een toevalstreffer. Leuk dat ik bij de winnaars hoorde, want daardoor kreeg ik groen licht om een soloplaat te gaan maken die uiteindelijk ‘Elektra’ zou gaan heten. Op de avond waar de winnaars gehuldigd werden, ontmoette ik trouwens voor het eerst Ruud Heij die later mijn muziekpartner zou worden.”

Waardoor verloor je de belangstelling voor elektronische muziek?
“Ik weet het niet precies, kan er alleen maar naar gissen. Misschien vond ik de muziek te saai worden. Die lange uitgesponnen tracks waarin niet zo heel veel gebeurde.“
Er was in Nederland toen ook geen markt voor elektronische muziek, toch?
“Eigenlijk is het sinds die boost van midden jaren zeventig waarin ‘Timewind’ van Klaus Schulze het zelfs tot in de Album Top 20 schopte geleidelijk aan minder geworden. Eind jaren negentig was het nog maar een schim van wat het in de jaren zeventig was. Als je nu kijkt naar wat er nog over is van de elektronische muziekscene, is het nog weer veel minder dan in de jaren negentig. Trof je toen nog duizend en meer toeschouwers aan op de festivals, tegenwoordig zijn we blij als er tweehonderdvijftig op afkomen.”
Hoewel Jean-Michel Jarre en Kraftwerk nog altijd volle zalen trekken.
“Kraftwerk is sinds ‘The Mix’ eigenlijk een techno-act en Jean-Michel Jarre maakt zo’n beetje de meest toegankelijke en lekker in het gehoor liggende synthesizermuziek die je je kunt voorstellen. Beiden hebben dan ook nog als voordeel dat ze groot werden in de jaren zeventig. De gouden tijd van de elektronische muziek. Ik doel meer op de festivals van elektronische muziek zoals je die in Nederland, Duitsland, Engeland of België tegenkomt.”
Ik denk wel dat je een onderscheid moet maken tussen de traditionele elektronische muziek en de moderne variant. Jij bedoelt de festivals zoals E-Live en E-Day. Wat is volgens jou de reden dat de belangstelling voor die evenementen afneemt?
“Dat is inherent aan de afnemende populariteit van de scene, de muziek an sich. Tja, hoe komt dat? Ik weet het niet precies. Het is een proces dat al een jaar of dertig duurt. Kennelijk is traditionele elektronische muziek niet meer zo van deze tijd.”
In 2002 kwam je bij het Groove Unlimited-label van Ron Boots onder contract. Werd vanaf toen alles anders en beter qua carrièreverloop?
“Zo kun je het wel stellen. Groove is het grootste label voor elektronische muziek. Ik stond op dat moment onder contract bij Quantum Records, waar ‘Elektra’ en ‘Asteroids’ waren uitgebracht op cd-r. Ik nam op gegeven moment een Moog Prodigy over van Ron Boots en zo kwamen we met elkaar in gesprek. Het klikte goed tussen ons. Toen Ron vroeg of ik wilde overstappen van Quantum naar Groove, hoefde ik daar niet lang over na te denken. Vanaf dat moment werden mijn albums op cd uitgebracht en de verkoopcijfers stegen enorm.”

Nam Quantum Records je die overstap kwalijk?
“Nee, Quantum heeft mij niets kwalijk genomen. Er vonden wel een paar pittige gesprekken plaats tussen Groove en Quantum.”
Wat heeft de samenwerking met Groove je opgeleverd?
“Wereldwijde cd-verkoop, bekendheid…voor zover je daar van kunt spreken in zo’n kleine scene, en een goed gevulde portemonnee.”
Wat vind jij van de kritiek dat makers van traditionele elektronische muziek worden beschreven als zoldermusici die slechte reproducties maken van Klaus Schulze en het oude Tangerine Dream?
“Er zit een kern van waarheid in. Veel fans van traditionele elektronische muziek gaan op gegeven moment zelf aan de slag. De instap is laagdrempelig: je schaft een paar synthesizers aan, installeert een Digital Audio Workstation al dan niet met softsynths, een mixertje erbij…en je kunt aan de slag. Als je een gezin hebt, verhuis je al snel naar de zolder. De inspiratie voor veel van die mensen komt voort uit de muziek van hun grote voorbeelden: Klaus Schulze en Tangerine Dream. Dat is dan ook stijl die ‘nagedaan’ gaat worden, de zogenaamde ‘Berliner Schule’. Niet zelden zelfs bijna letterlijk. Wat dat betreft, is het natuurlijk totaal verschillend in vergelijking met het beoefenen van bijvoorbeeld rockmuziek in een band.”

Het lijkt me ook verdomd lastig om in de elektronische scene met iets nieuws te komen. Ik bedoel: als je met iets nieuws komt, is het niet goed en doe je het traditioneel, ben je een slaapverwekkende zoldermuzikant.
“Dat geldt voor alle muziekstijlen, denk ik. Het meeste is al een keer gedaan en bovendien is het combineren van stijlen zo normaal geworden dat ook dat op gegeven moment uitgeput raakt. Probeer dan maar eens met wat nieuws te komen. De traditionele elektronische muziekscene heet niet voor niets traditioneel: het gros van de muziek die gemaakt wordt borduurt nog steeds voort op wat er in de jaren zeventig en eerste helft van de jaren tachtig werd gemaakt. Schulze en Tangerine Dream kwamen al voorbij, maar ook muziek à la Jean-Michel Jarre en in mindere mate Vangelis. Het maakt de scene tot een behoorlijk conservatieve scene. Moderne vormen van elektronische muziek, zoals techno, house, dubstep en zo, worden voor een groot gedeelte genegeerd. Wat mijn eigen muziek betreft: ik krijg regelmatig de bevestiging van fans dat ik een eigen stijl heb ontwikkeld. Een mix van traditionele elektronische muziek met andere stijlen, vooral prog. Bovendien gebruik ik veel jazzakkoorden en zijn mijn solo’s atypisch voor de scene. Daarnaast gebruik ik ook drums en gitaar. Het voordeel van jezelf onderscheiden in de scene is dat je opvalt. Als je ergens wilt komen, iets wilt bereiken, moet je zorgen dat je opvalt. Dat betekent natuurlijk niet dat iedereen dat mooi vindt. Zeker in een traditionele scene als de elektronische zijn er veel mensen die mijn muziek niet kunnen waarderen. Het zij zo.”
Een mooi bruggetje naar je soloalbums en als het even persoonlijk mag worden: ‘Tale Of The Warlock’ vind ik een meesterwerk. Was het niet moeilijk om een instrumentaal conceptalbum te maken waar je eigenlijk, gezien de titels, gezongen teksten verwacht?
“Nee, niet echt. Als je een verhaal in gedachten hebt, kun je dat op diverse manieren verwoorden. Het kan door muziek met zang, waarbij de zang de rode draad van het verhaal vertelt. Maar het kan ook instrumentale muziek zijn, waarbij de luisteraar meer aan zijn of haar verbeelding wordt overgelaten. In het geval van’ The Tale Of The Warlock’ en een ander conceptalbum ‘The Day After’, heb ik gekozen om het verhaal summier op te schrijven op de binnenhoes zodat de luisteraar een iets gedetailleerder beeld krijgt. Veel van mijn albums zijn conceptalbums trouwens. De meest recente was ‘Time Portal Chronicles’. Daarvoor de beide ‘Outland’-albums, ‘Stories From Floating Worlds-Volume I’ en meer. Bedankt voor het compliment, trouwens!”

Waar kwam de inspiratie voor dat album vandaan?
“Ik moet je het antwoord schuldig blijven. Eerlijk gezegd herinner ik me dat niet meer. Het album is zestien jaar oud, uit 2006. Het idee zal rond 2005 ontstaan zijn. Wat ook niet helpt, is dat ik mijn albums na hun release nooit meer draai. De muziek vervaagt en de ideeën rondom de totstandkoming ook. Het is dus zestien jaren geleden dat ik ‘The Tale Of The Warlock’ voor het laatst heb gehoord.”
Je albums met Ruud Heij zijn heftiger qua sequencerpartijen en gelaagde synthesizers. Heeft Ruud, die deze coole fratsen ook uithaalt bij Free System Projekt, de leiding in dit project?
“Nee, geenszins. Maar andersom ook niet. Of met andere woorden: er is geen sprake van leiding. In onze samenwerking liggen de rollen grotendeels vast en daarin is veel wederzijds respect. Ruud is verantwoordelijk voor het grootste gedeelte van de sequences en ik voor bijna al het andere. Onze opnamesessies vinden altijd plaats in de studio van Ruud. Ruud maakt een sequence die ik tijdens het voorbereiden kan horen. Ik heb dan de tijd om er wat bij te verzinnen zoals akkoorden, effecten, solo’s etc. Ruud hoort op zijn beurt dan weer wat ik aan het voorbereiden ben, wat de sequence weer enigszins beïnvloedt. Op gegeven moment spreken we af hoe we starten met de track en gaan opnemen. Voor een groot deel is dit dan geïmproviseerd met wat er is blijven hangen uit de voorbereiding. Meestal nemen we twee of drie takes op. De laatst opgenomen take vinden we meestal het beste. Ik werk het daarna thuis uit tot een volledige track en leg dat vervolgens aan Ruud voor. Hij keurt niet alles gelijk goed. Ruud denkt wat traditioneler dan ik. Soms vind hij mijn thuis gespeelde drumpartijen bijvoorbeeld te rockig voor traditionele elektronische muziek. Ruud houdt niet zo van vierkwarts maten. Soms komt het voor dat hij mijn akkoordharmonie te vergezocht vind. Voor mijn oren klinkt het goed, voor de oren van Ruud bijt het hier en daar met de sequence. Hij vind het dan te dissonant. Ik heb geen enkele moeite met zijn kritiek en pas het vervolgens aan. Net zolang tot hij het goed vindt. Het is belangrijk dat we beiden volledig achter de muziek staan die we maken. We maken ook ambient tracks. Dat werkt net iets anders, omdat er geen sprake is van een sequence die voorbereid wordt. We spelen dan samen drones, soundscapes, langgerekte partijen, soundeffects etc. tot er iets ontstaat dat we beiden mooi vinden. Dan starten we de opname.”

In 2021 maakte je ‘A Night At Blackrock Station’ met Ron Boots. Een album met zeer tot de verbeelding sprekende titels. Hoe kwam dit project tot stand en wat is ‘Blackrock Station’?
“Ron en ik gaan vriendschappelijk met elkaar om. Ook hier is sprake van wederzijds respect. We hadden het al jaren over een samenwerking, maar op de één of andere manier kwam het er maar niet van vanwege volle agenda’s en zo. Tot we het er in de herfst van 2020 weer eens over hadden. Ik heb toen thuis de basis sequences gemaakt en naar Ron gestuurd. Vanaf januari 2021 hebben we vervolgens een aantal opnamesessies in de studio van Ron gehouden. Ron heeft daar vijf tracks van gesmeed. De titel is een verzinsel. Na op Shutterstock gezocht te hebben naar een passende hoesafbeelding voor ons album, kwam die met het station eruit als degene die we beiden het mooiste vonden. De titel past dan weer bij die afbeelding. Ik geloof dat Ron met Blackrock kwam vanwege de berg op de achtergrond.”

Op je actuele album ‘On The Edge Of Nowhere’ is een iets andere Gert Emmens hoorbaar. Het album is ‘rockiger’ en bevat meer ‘mellow’-passages dan de bekende weidse sfeertapijten. Daaruit concludeer ik dat je waakzaam bent om jezelf niet te herhalen.
“Het is een beetje dubbel. Ik blijf trouw aan mijn eigen stijl waarvan de consequentie herkenbaarheid is. Dus tot op zekere hoogte klinkt het als eerdere albums. Maar binnen die stijl probeer ik wel zoveel mogelijk wat anders te doen. Het mag geen herhaling van zetten worden.”
Kunnen we je binnen afzienbare tijd nog ergens op het podium zien?
“Solo-optredens zitten er niet meer in denk ik. Ten eerste houd ik van interactie op het podium met anderen en ten tweede kamp ik nog steeds met de naweeën van een burn-out in 2016. Een batterij die snel leeg is. Solo-optredens met alles er omheen kosten me teveel energie. Voor optredens met één of meer collega’s sta ik altijd open.”
Een burn-out? Oei! Ik wens je net als iedereen veel beterschap. Voordat we dit interview afsluiten, zou ik een Album Top 10 van je willen. Je muzieksmaak is namelijk zeer divers en dat vinden mijn lezers en ik interessant.
“Ik kom eigenlijk tot vijftien albums en kan geen keuze maken uit welke vijf ik zou moeten verwijderen om er een Top 10 van te maken. Je vindt het vast geen probleem als het een Album Top 15 is. De volgorde is alfabetisch.“
Ashra – New Age Of Earth
Wally Badarou – Words Of A Mountain
The Beach Boys – Holland
The Comsat Angels – Fiction
Depeche Mode – Songs Of Faith And Devotion
Genesis – The Lamb Lies Down On Broadway
Kayak – The Last Encore
King Crimson – Beat
Mr. Mister – Pull
Mike Oldfield – Hergest Ridge
Mike Oldfield – Ommadawn
Mike Oldfield – Tubular Bells
Porcupine Tree – Fear Of A Blank Planet
David Sylvian – Gone To Earth [wel de volledige 2cd/2lp versie]
Tangerine Dream – Zeit
Puike lijst en zoals verwacht heel divers! Bedankt voor het interview en blijf mooie muziek maken, Gert.
Michel Scheijen
http://www.gertemmens.nl/
http://www.gertemmens.bandcamp.com
Zeer interessant en uitgebreid interview Michel, leuk en terecht dat Ron Boots wordt genoemd, en gaaf die foto’s met al die vintage apparatuur, kwijlen, reeds!
Bedankt voor je reactie. Was een fijne klus om te doen en Gert lijkt me een toffe gast.
Mooi diep interview!!
Dank je, Ron. Echt gaaf dat je reageerde.
Mooi uitgebreid en informatief interview
Wordt altijd nieuwsgierig naar de muziek ,ga een luisteren naar een CD die ik op internet sportivy kan vinden .dank voor je mooie informatie.
Hallo Henny, bedankt voor je reactie en lovende woorden. Ik weet niet of Gert op Spotify zit, maar op zijn site en Youtube is genoeg van ‘m te beluisteren.
Leuk interview! Zo ben ik toch iets meer te weten gekomen over Gerts muzikale geschiedenis. Of je van zijn muziek houdt of niet, Gert is een vakman die ondanks een enorm aantal releases nooit inboet aan kwaliteit en door grenzen te verleggen interessant blijft.
Hallo Pepijn, bedankt voor je reactie. Gert is inderdaad één van de beste/interessantere artiesten in de huidige ‘klassieke’ e.m.-scene.