In het Limburgs Dagblad van 18 november stond een artikel over het welzijnseffect van muziek in barre tijden. In dit geval de Coronapandemie. Onder andere hoogleraar Erik Scherder [de kabouter Plop van de neuropsychologie] citeerde daarbij uit zijn boek ‘Singing In The Brain’ waarin hij de uitwerkingen van muziek op het menselijk brein analyseert. Scherder is een aimabele wetenschapper die prachtig kan vertellen en schrijven. Hij heeft niet die hautaine allesweterattitude die zo vreselijk irriteert aan Robbert Dijkgraaf of vroeger Wubbo Ockels.

Het artikel deed mij lachen. Niet vanwege Scherder’s these, want daar sta ik niet vierkant, maar zeshoekig achter. Het komische element zat ‘m in de belevingssensatie die door enkele mensen aan muziek werd toegeschreven. Muziek was voor hun in één klap steunpilaar, rustbrenger, peptalk, zakdoek, medicijn, en al het andere waar we in deze malaise zo dringend behoefte aan hebben. Mensen bleken het wondermiddel te hebben ontdekt. Een wondermiddel waar ze in het pre-Corona tijdperk overheen keken, omdat ze te druk waren met het leven 2.0. Een leven dat tot de rand toe gevuld was met actie. Want we moeten alles kunnen, moeten grenzen overstijgen, moeten overal bij zijn, moeten overal geweest zijn, en moeten over alles kunnen meepraten. En dit alles onder het mom van die overgewaardeerde termen ‘beleving’ of ‘zelfontplooiing’, want ‘saai’ en ‘modaal’ zijn begrippen die in ons actuele bestaan geen plek meer hebben.
Ik had te doen met die mensen in het artikel, want hoe gaat hun leven straks verder als de Coronarem eraf gaat? Als de leegte voorbij is? Wanneer de ’targets’ weer claimen en ’trending topics’ als vanouds verleiden? Vinden ze dan nog steeds hun rust in die zoete ledigheid van muziek luisteren? Ik acht de kans piepklein.
Voordat ik deze column schreef, besprak ik het krantenartikel met een generatiegenoot die 2.0. leeft. “Ach, jij met je muziekfreak dingen”, sprak ze op afkeurend. “Jij hebt ook niets anders!” “Klopt!”, antwoordde ik. “Maar ik ben wel gelukkig en tevreden, en mijn website doet het er verdomd goed op.”

Michel Scheijen